Kroniek 1853 – 1953

KRONIEK DER KONINKLIJKE HARMONIE SINT CECILIA.1853 – 1953

Van oudsher neemt Tegelen een belangrijke plaats is het Limburgse land in. Deze belangrijkheid betreft niet alleen de aanwezigheid van veelsoortige industrieën, doch ook het culturele niveau, waarop het gemeenschapsleven zich in onze plaats beweegt. Opgewekt en spontaan van aard, wijden de Tegelenaren zich sedert vele jaren met een bijzondere liefde aan de muziekbeoefening. Deze is nu de bakermat geweest van die vormen van cultuuruiting, welke onze plaats op dit ogenblik in tal van muziek-, zang-, en toneelgezelschappen bezit.  

Reeds in het begin der 19e eeuw waren er in Tegelen vele personen, die individueel of in kleine groepjes verenigd, een instrument bespeelden en de festiviteiten met hun muziek opluisterden. 
Van deze muziekgroepen verdient de zogenaamde “Sjteijler Sjraag” genoemd te worden. Dit gezelschap, dat in de eerste helft van de vorige eeuw, vooral door invloed van Rector Moubis, in Steyl haar activiteit ontplooide, musiceerde op een plan, dat ver boven de ter plaatse bekende genres uitstak. De bijzondere belangstelling voor de muziek, de te Steyl florerende “Sjraag” en het verlangen een gezelschap te bezitten, waarin men georganiseerd en aangepast aan de eisen des tijds kon musiceren, zijn wel de voornaamste factoren welke de oprichting van het fanfaregezelschap in 1853 in de hand hebben gewerkt. Met de oprichting van dit corps werd de grondslag gelegd voor een muziekkunst, welke zich in honderd jaren, die sedertdien versteken zijn, zowel kwalitatief als kwantitatief dermate ontwikkeld heeft, dat de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia, welke de traditie van dit fanfarekorps voortzet, een vermaardheid heeft, waarop Tegelen bijzonder trots mag zijn.

Helaas zijn de oudste documenten, welke ons de details der oprichting en de vroegste ontwikkeling van het fanfaregezelschap konden verschaffen, verloren gegaan. Vast staat, dat 4 september 1853 de vereniging werd opgericht: zeer waarschijnlijk was P.H. Houba, president en Messemaekers, organist der Sint Martinuskerk te Venlo, directeur. Met voortvarendheid werd de muzikale training begonnen getuige o.a. het feit, dat het korps op 23 juli 1855 naar Roermond ging om er deel te nemen aan het door de Koninklijke Harmonie aldaar georganiseerde festival. Naarmate de prestaties der fanfare vooruitgingen, deed zich de behoefte aan nieuwe instrumenten steeds sterker voelen.
President P.H. Houba schreef op 20 januari 1866: “doordien de fanfare aangaande de muziek goede vorderingen maakt en het wenselijk  is deze in stand te houden, wordt er eene intekenlijst aangemaakt voor Honoraire Leden tegen een jaarlijksche contributie van f 1,50 voor de kosten van muziekinstrumenten, enz …..“ Als vaandel had vanaf de oprichting een klein groenfluwelen vaantje, waarop een hoorn en het jaartal 1848 prijkten dienstgedaan. Waarschijnlijk heeft men dit van een groep “muziekmakers ”overgenomen. In 1867 vierde de fanfare het feest van de vaandelwijding. Dit vaandel doet tot op heden nog als verenigingsvaandel dienst.

Het oude vaandel

De muzikale kwaliteiten der fanfare moeten zeer behoorlijk geweest zijn gezien o.a. het feit, dat het korps sedert de oprichting aan diverse festivals heeft deelgenomen. Aan deze festivals namen in die tijd zeer bloeiende gezelschappen deel zoals o.a. Roermond, Swalmen, Horst, Thorn enz.

In 1871 vestigde Jos. Guillaume zich in Tegelen en werd in datzelfde jaar directeur van de fanfare.
De vereniging had een periode van achttien jaren achter de rug, waarin ze de moeilijkheden van ieder jong “gezelschap ”met succes te boven wist te komen. Met Jos. Guillaume begon een periode, waarin de zeer begaafde musicus de fanfare op een hoger plan ging voeren. Van Thionville (Frankrijk) vluchtte hij bij het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog (1870) naar Nederland. Onder zijn leiding verwierf de fanfare een nieuwe, bijzondere stijl van musiceren. Het aantal concerten, dat de vereniging verzorgde dient wel bijzonder genoemd te worden: het Ceciliaconcert, het concert op de Vastenavond-Zondag, diverse keren per jaar een concert in de “Prins van Oranje” te Venlo. De repetities werden op zaterdagavond gehouden (in café van de Broek t.o. de kerk); de dag voorafgaande aan elk concert werd een repetitie ingelast. Teneinde tot een nauwere samenwerking met gezelschappen uit de omliggende plaatsen te komen werd in juni 1872 het zo genaamde “Muzikalisch Grenz Gau Verbond” gesloten, waarbij 4 Nederlandse en 4 Duitse muziekgezelschappen aangesloten waren o.a. Baarlo, Tegelen, Velden, Breyell, Hinsbeck, Kaldenkerken. Ieder jaar werd in een Nederlandse en in een Duitse plaats een concert gegeven. Drie jaar heeft dit “Verbond” bestaan.

In 1873 was Karel de Rijk enkele maande president der fanfare. Een nieuw reglement werd in juli 1876 (in drukvorm) aan de leden verstrekt. De “directie” was toen als volgt samengesteld: Ch. Canoy, president, H. Houba, F. Peeters, J. Gitmans, H. Menten, L. Faassen, H. Hoffmans, secretaris-penningmeester.
President Canoy was geen moeite teveel de fanfare op een zo hoog mogelijk peil te brengen. Het aantal werkende leden in dit jaar bedroeg 33.
Kapelaan Peeters schrijft in zijn boek: “Chronologische beschrijving van Tegelen” 1876: “Tenslotte zij nog melding gemaakt van het zoo gunstig bekende fanfare-gezelschap alhier. Deze vereniging, ontstaan in 1853, is talrijk, en heeft zich door vlijt en kunstgevoel tot zekere hoogte weten te verheffen. Zij vond zelfs in eenige steden, waar zij zich liet horen, onbeperkten bijval”.

10 juni 1878 vierde de fanfare haar zilveren bestaansfeest met een groots festival. In deze 25 jaren was de vereniging uitgegroeid tot een fanfare, welke in Limburg een zeer goede reputatie genoot. De gemeente erkende haar verdiensten door haar vanaf dit tijdstip een jaarlijkse subsidie van f 50,00 te verstrekken. Het feestprogramma van de 10e juni luidde: “des morgens om 10 ure opening van het feest, door het lossen van het geschut en verzameling der respectieve gezelschappen in de prachtig versierde Feestzalen, alwaar de erewijn aangeboden en bij loting de volgorde der uit te voeren stukken bepaald zal worden, waarna een Optogt door de Gemeente zal plaats hebben en vervolgens door ieder gezelschap hunne stukken op het Feestterrein zullen uitgevoerd worden.”

Aan het festival namen, buiten de jubilerende vereniging, 15 gezelschappen deel.
Een jaar na dit heuglijke feest trof het gezelschap een zware slag: 10 oktober overleed directeur Jos. Guillaume. Nu de invloed van deze voortvarende directeur verdwenen was, brak er voor de fanfare een moeilijke periode aan. Jacob Fijen leidde in 1880 de repetities. Uit de correspondentie van die dagen blijkt, dat verschillende werkende leden de fanfare verlieten, bovendien was de toestand der instrumenten ook niet al te best meer.

In 1881 werd Louis Guillaume, zoon van Jos. Guillaume, tot directeur benoemd, dit bleef hij tot november 1882. G.W. van Lokven, wachtmeester van het 2e Regiment Huzaren te Venlo nam toen de taak als “Kapelmeester” over. Het ging niet al te best in het fanfaregezelschap; de moeilijkheden rond de “kapelmeestersveranderingen” lieten niet na hun stempel te drukken op de prestaties der fanfare. Van 1881 tot 1886 heeft het korps aan geen enkel festival deelgenomen. In april 1886 aanvaardde August Houben uit Horst het directeurschap. Het einde van de “downperiode” brak nu aan: festivals werden weer bezocht, toekomstige leden werden opgeleid door H. Sax en het repetitiebezoek verbeterde aanmerkelijk. De prestaties waren in 1887 zodanig, dat men op 2 juli met 36 personen voor het eerst sedert de oprichting te Nijmegen op concours ging. Hoewel Cecilia geen prijs kon behalen (er werden slechts drie prijzen toegekend) kreeg het van de jury een eervolle vermelding.
15 juli 1889 traden als directieleden op: Jos. Gitmans, president. H. Hoffmans, secretaris-penningmeester.
P. Teeuwen, P. Dings, J. Fijen, Jac Denessen. Daar directeur Houben wegens ziekte meerdere keren verhinderd  was de repetities te leiden, kwam Paul Guillaume, in 1885 tot onderdirecteur der Koninklijke Harmonie van Roermond benoemd, als vervanger optreden.

Voor de tweede keer in haar bestaan ging de fanfare aan een concours deelnemen en wel te Eindhoven op 7 juli 1891. Hier organiseerde de Koninklijke Harmonie Apollo’s Lust een internationale wedstrijd op 5/6/7/ juli. Met 41 personen toog men naar Eindhoven en groot was de vreugde toen de uitslag bekend werd: Tegelen behaalde in de eerste afdeling fanfares de tweede prijs. Dit succes was een grote stimulans voor de leden en prikkelde hen “crescendo” te gaan. Het verlangen over een eigen zaal te kunnen beschikken werd in 1891 verwezenlijkt: na het succes in Eindhoven werd zaal Stroeken aan de Posthuisstraat (na enkele verbouwingen thans Harmoniezaal) gekocht. Tot nu toe werden de meeste concerten in Zaal H. van Dijk, Hoogstraat (later geëxploiteerd door Holten), de repetities in café van de Broek (t.o. de kerk) gehouden.

De winterconcerten der fanfare verdienen hier een bijzondere vermelding. Voor deze concerten, welke in februari werden gehouden, nodigde men enkele bekende solisten of een muziekgezelschap van naam uit.  Daardoor werden deze avonden dé muzikale gebeurtenis van het jaar. Op het winterconcert van 13 februari 1898 werd het erelidmaatschap der fanfare ingesteld en toegekend aan de solisten van deze avond:
P. Guillaume, viool. H. Bloemen, violoncello. W. Geyr, piano. Ch. Hafmans, baritonzanger.
Door de grote brand van 2 september 1898 brandde de Sint Martinuskerk af. 

Sint Martinuskerk Tegelen, na de brand 1898

Na 12 jaren de fanfare als directeur gediend te hebben, nam August Houben op 20 april 1899 afscheid. “Onder zijn leiding is de vereniging uitgegroeid tot een der beste liefhebberij-verenigingen in de provincie”, meldden de notulen. De scheidende directeur werd het erelidmaatschap aangeboden.
Paul Guillaume nam nu de muzikale leiding over. Reeds lang was hij voor de leden geen onbekende meer en zijn muzikale capaciteiten lieten geen twijfel of hij zou de fanfare nog grotere hoogte voeren.

Door het overlijden van President Jos. Gitmans op 29 juni 1899 leed de vereniging een groot verlies. Zijn taak werd overgenomen door P. Teeuwen.
Op 1 januari 1900 was het bestuur als volgt samengesteld: P. Teeuwen, president. Jac. Gitmans, secretaris-penningmeester. L. Timmermans, P. Smulders, P. Dings, J. Denessen, Th. Ewalds.
September 1900 was een zeer kritieke maand voor de fanfare. Aan de Kindsheidsprocessie op 9 september namen slechts 17 leden deel. (De overigen weigerden voor het merendeel). Zes leden weigerden de reglementaire boete te betalen en namen ontslag. Uit deze afscheiding is de “Stafmuziek Voorwaarts” (thans Harmonie Voorwaarts) ontstaan. Op het einde van dit jaar was het ledental weer normaal, zodat het voortbestaan der fanfare weer verzekerd was. Teneinde de financiële moeilijkheden op te lossen werd de zaal der fanfare in april 1901 aan Joh. Hekkens verkocht. Bij Koninklijke Besluit van 1 maart 1904 werd het Fanfaregezelschap een Harmoniegezelschap. Ruimere mogelijkheden lagen nu open. Op het concert van 10 april werden Paul, Max en Carlo Guillaume tot ereleden benoemd.

1905 werd een jubeljaar!! Op 14 en 15 augustus dat jaar nam de harmonie, na een maandenlange intensieve oefening, aan het nationaal concours te Hilversum deel. In deze wedstrijd zag de vereniging zich bekroond met de eerste prijs in haar afdeling en bovendien behaalde zij de ereprijs van H.M. de Koningin, de hoogste onderscheiding welke werd uitgedeeld. De hele gemeente bereidde de “overwinnaars” van Utrecht een grandioze ontvangst. Op 1 januari 1906 telde de harmonie 62 leden. Om met de groei der vereniging gelijke tred te houden, werd op 4 maart 1906 de directie van 7 tot 9 leden uitgebreid. Het huishoudelijk reglement werd als volgt veranderd: “Alleen mannelijke personen werkend lid der vereniging worden.”

Op het Nationaal Concours in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam op 21 juli 1907 wist de Harmonie in de 1e afdeling de Ereprijs te behalen. Ook ditmaal was het een enthousiast Tegelen dat “Cecilia” op uitbundige wijze ontving. Twee dergelijke successen in zo’n kort tijdsbestek bewezen wel dat de Harmonie een hoogstaand gezelschap was.

Bestuursleden op 1 januari 1910: P. Teeuwen, president. P. Smulders, vicepresident. J. Gitmans, secretaris.
Fr. Kreykamp, H. Simons, C. Dings, L. Peeters, Th. Ewalds, J. Denessen.
De schoonste dag in het honderd jarig bestaan is ongetwijfeld 22 juli 1909 geweest. Op deze dag vernam het bestuur van Burgemeester van Basten Batenburg de heuglijke tijding dat H.M. de Koningin aan het harmoniegezelschap het Predicaat “Koninklijk” had verleend. De volgende dag werd deze onderscheiding gevoerd met: kanongebulder, uitsteken der vlaggen, bijeenkomst der leden, optocht met muziek, aubades bij de president en burgemeester, een uitvoering op het Wilhelminaplein en een feestavond in de zaal. Als blijk van erkentelijkheid voor hun medewerking aan de toekenning van het predicaat  “Koninklijk” werd het erelidmaatschap aangeboden aan: O. Haffmans, Mgr. Dr. Nolens, H. van Basten Batenbug en C. van Basten Batenburg. 

Op 21 juli 1913 behaalde de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia op het Internationaal Concours te Roermond de eerste prijs in de afdeling Uitmuntendheid, bovendien wist ze ook in de marswedstrijd de eerste prijs te veroveren. Een grote menigte bracht de harmonie van het station Tegelen in triomf naar het versierde marktplein waar de harmonie als dank voor de grootse ontvangst de bekroonde nummers op het Julianakiosk uitvoerde.
De oorlogsjaren 1914 – 1918 zijn een zwarte bladzijde in de geschiedenis der harmonie: onverschilligheid en slechte opkomst ter repetitie veroorzaakten een daling der prestaties. De concerten vielen weinig belangstelling ten deel.
In januari 1918 overleed president P. Teeuwen, die vanaf de oprichting als werkend lid, later bestuurslid en President de vereniging had gediend. Het heengaan van deze stuwende kracht was een groot verlies voor de vereniging. Jac. Gitmans, de energieke secretaris, was wel de aangewezen persoon om de plaats van P. Teeuwen in te nemen.

v.l.n.r. staand: J. Ehren, E. Timmermans, Th. Teeuwen, G. van Basten Batenburg, de heer Bongaerts, L. Gitmans, secretaris, Chr. Driessen
v.l.n.r. zittend: P. Gitmans, Fr. Kreykamp, president, Paul Guillaume, C. Dings vice-president, B. Teeuwen, W. Dings

Burgemeester Pesch speld de versierselen op bij Ridder in de Orde van Oranje Nassau, de heer Paul Guillaume

Oud-Minister Bongaerts, die voor de onderscheiding geijverd had, werd tot erelid benoemd. Het werkend-bestuurslid Ch. Driessen nam in juli 1937 de taak van onderdirecteur over van Jac. Bongaerts. Door de onzekere internationale toestand in de jaren 1938 – 1939 werden 16 leden voor de dienstplicht opgeroepen, waardoor zelfs de repetities in het gedrang kwamen.

Het bestuur bestond op 1 januari 1940 uit de volgende personen: Fr. Kreykamp, President. C. Dings, vicepresident. Q. Laumans, secretaris. P. Gitmans, Th. Teeuwen, W. Dings, E. Timmermans, J. Ehren,
W. Teeuwen, Ch. Driessen, H. Janssen.
In 1942 nam Ch. Driessen ontslag als onderdirecteur en werd opgevolgd door W. Denessen. Daar het bestuur en leden weigerden tot de “Kultuurkamer” toe te treden werden de werkzaamheden der harmonie op 15 februari 1942 gestaakt. Op 21 januari 1944 vernam de harmonie het ontstellende bericht dat haar directeur Paul Guillaume overleden was. Het was onmogelijk deze onvergetelijke directeur met muziek naar zijn laatste rustplaats te begeleiden. Toch volgden bestuur en leden de overledene op zijn laatste gang door Roermond. 

De Harmonie omstreeks 1940

Het heengaan van Paul Guillaume was een welhaast onherstelbaar verlies: aan deze grote musicus, die de harmonie bijna 50 jaar had geleid, dankte de vereniging haar geweldige groei en bloei. Het naderende oorlogsgeweld drong deze droeve gebeurtenis weldra naar de achtergrond. Na zes maande “kelderleven” werd Tegelen op 1 maart 1945 bevrijd. Onmiddellijk trad de harmonie na vier jaren van stilstand weer aan.
8 april werd W. Denessen tijdelijk tot directeur benoemd. Het fusieplan van de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia en Harmonie Voorwaarts vond, na ampele beraadslagingen, geen doorgang. Op zondag 17 februari 1946 gaf de harmonie een herdenkingsconcert ter nagedachtenis van Paul Guillaume. In deze maand werd
P. Castermans uit Maastricht tot directeur benoemd. Onder zijn bezielende leiding werden de repetities weer druk bezocht en allerwege was er meer enthousiasme te bespeuren.
Het aantal concerten buiten Tegelen nam toe, de vooruitgang was merkbaar. De ijver onder de leden groeide in deze jaren zodanig, dat men besloot op 18 juni 1950 te Dinant op concours te gaan. Het succes was overweldigend. Met het maximum aantal punten werd de eerste prijs behaald, benevens de concoursprijs Adolphe Sax met de hoogste log der jury. De uitbundige stemming maakte zich van de leden meester en tot in de vroege morgen hebben de inwoners van Dinant die vreugde kunnen horen. De terugkeer in Tegelen werd een ware zegetocht. Met dit succes bewees de harmonie dat zij het predicaat “Koninklijk” op waardige wijze droeg. In november nam de heer J. Weerts uit de plaats van directeur P. Castermans in.

Bij het eeuwfeest in 1953 traden als bestuursleden op: Jos. Teeuwen, president. Q. Laumans, vicepresident.
E. Timmermans, secretaris. H. Janssen, penningmeester. Fr. Keykamp, erepresident. J. Weerts, directeur.
J. Cup, J. Ehren, J. Jaspar, P. Koopmans, P. Teeuwen, W. Dings, Fr. Goossens, P. Janssen, H. op het Broek, bestuursleden. Chr. Driessen, P. Rossel, werkende-bestuursleden. H. Bloemers, erelid.
Op waarlijk grootse wijze werd dit eeuwfeest der Koninklijke Harmonie Sint Cecilia in Tegelen gevierd. Een comité bestaande uit vertegenwoordigers der harmonieën en aangevuld met een “neutraal bestuur” had een indrukwekkend plan ontworpen om de viering te maken tot een gebeurtenis, overeenkomstig de plaats welke de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia in Tegelen inneemt. 

Een honderdjarig bestaan is een zeldzaamheid, zeker voor een muziekgezelschap waarvan het voortbestaan van zo talrijke factoren afhankelijk is. In deze 100 jaar heeft de Koninklijke Harmonie Sint Cecilia vele ups en downs gekend, doch in haar hele bestaan is duidelijk één lijn te onderscheiden: steeds was er vooruitgang, steeds werden de prestaties beter, steeds bouwde men voort aan een traditie, welke in onze plaats een unicum is. Bij dit eeuwfeest beschikte de Koninklijke harmonie Sint Cecilia over een vooruitstrevend bestuur, een energieke directeur en bestond uit leden die door hun liefde voor de muziek en voor hun korps met bestuur en directeur op een zodanige wijze samenwerkten dat dit de beste garantie vormde voor het voortzetten van een traditie, een Koninklijke Vereniging waardig.

Koninklijke Harmonie Sint Cecilia / 1953